2040

Ruimte-onderzoek

Hoe bereiden we ons voor op steeds langere ruimtereizen?

SCK CEN stuurt bacteriën en raderdiertjes de ruimte in

Hoe bereiden we ons voor op steeds langere ruimtereizen?

Het internationaal ruimtestation ISS had vorig jaar bijzondere gasten aan boord: piepkleine organismen van 1 micrometer tot 1 millimeter groot. Ze zijn met het blote oog niet waar te nemen. Toch schuilt er in hun kleine gestalte mogelijk een antwoord op veel ruimtevraagstukken. Vormen ze de toegangspoort tot Mars in 2040?

Miljoenen kilometers scheiden ons van Mars. Al is het niet de fysieke afstand die de toegangspoort naar die felbegeerde, rode planeet blokkeert. Showstoppers voor een langdurige, bemande ruimtereis zijn factoren als gewichtloosheid, kosmische straling en een beperkte water- en voedselvoorraad. Langdurige gewichtloosheid en kosmische straling tasten onder andere het gezichtsvermogen aan, maken de botten brozer en verhogen het risico op kanker. Bovendien is een trip naar Mars, die heen en terug 2,5 tot 3 jaar duurt, zonder autonome voedsel- en watervoorziening een onhaalbare kaart. Dan zou er naar schatting per passagier 25 ton aan eten en drinken mee vervoerd moeten worden, en daar zijn de huidige ruimtevaartuigen niet op voorzien. Elke kilo kost ook tonnen geld, het gewicht moet dus beperkt worden.

Gelukkig staat het ruimtevaartonderzoek geen seconde stil. Onderzoekers werken aan oplossingen en technologieën om die obstakels uit de weg te ruimen. De mysteries die we op Mars en andere planeten kunnen ontrafelen, zijn immers van onschatbare waarde, ook voor het leven op aarde. Ze geven een boost aan onze wetenschappelijke kennis en dat leidt tot cruciale innovaties. Ook SCK CEN zet zijn schouders onder die baanbrekende onderzoeken. Vorig jaar voerde het samen met (inter)nationale partners twee experimenten uit in de ruimte: één met bacteriën en één met minuscule raderdiertjes.

image

We hebben zicht gekregen op de mogelijkheden om nutriënten te verkrijgen door planetaire oppervlakken te ontginnen. Die nutriënten kunnen we inzetten als grondstoffen voor voedselproductie in de ruimte.

Rob Van Houdt

Bacteriën als ‘grondstof‘ voor landbouw op de maan

Alvorens voet op Mars te zetten, wil ruimtevaartorganisatie NASA in 2024 opnieuw mensen naar de maan sturen om een permanente basis op te richten. Op een afstand van zo’n 385.000 kilometer kan onze naaste ruimtebuur als springplank naar Mars dienen. “De inwoners van het toekomstige maandorp kunnen, net als astronauten, niet even naar de aarde terugkeren om zich te bevoorraden. Ze moeten hun water, voedsel en zuurstof ter plaatse produceren”, verklaart Natalie Leys, microbiologe bij SCK CEN. Maar hoe? Gewassen zaaien, planten, oogsten op de maan, is dat mogelijk?

Om die vraag te beantwoorden, stuurden wetenschappers van SCK CEN, Deutsches Zentrum für Luft- und Raumfahrt en University of Edinburgh vorige zomer bacteriën en basaltgesteente de ruimte in. “Basalt is een vulkanisch gesteente dat we ook op de maan terugvinden”, verduidelijkt SCK CEN-onderzoeker Rob Van Houdt, die het project mee coördineert. “Wij gaan na of de bacteriën zich aan dat type maangesteente hechten en of ze groeien. Kunnen ze onder invloed van microzwaartekracht en ruimtestraling noodzakelijke voedingsstoffen (nutriënten) uit het maangesteente vrijmaken en het gesteente op die manier omvormen tot meer ‘vruchtbare’ grond? Dan kunnen we die nutriënten inzetten als grondstoffen voor voedselproductie. En voilà, we hebben landbouw in de ruimte.”

Minder afhankelijk van aardse grondstoffen

Minder afhankelijk van aardse grondstoffen

De partners lieten drie bacteriën op het gesteente los: Sphingomonas desiccabilis, Cupriavidus metallidurans en Bacillus subtilis. Van Houdt: “Om de grond vruchtbaar te maken, moeten we weten welke bacterie het meest geschikt is. Welke bacterie de juiste grondstof is, zeg maar. De eerste bacterie zette meer nutriënten vrij, de tweede evenveel en de derde minder.”

Het is nog te vroeg om de schop in het maanoppervlak te steken en groenten te planten, maar de resultaten leiden wel tot een beter inzicht in biomining. “We hebben met andere woorden zicht gekregen op de mogelijkheden om – door planetaire oppervlakken te ontginnen – nutriënten te verkrijgen. Dat geeft ons de kans om die processen te verbeteren en uiteindelijk ons minder afhankelijk te maken van waardevolle, aardse grondstoffen”, vervolgt Van Houdt.

Raderdiertjes: aangepast aan leven in de ruimte

In het najaar, zes maanden na het vluchtexperiment met de bacteriën, stuurden UNamur en SCK CEN een lading raderdiertjes vanuit het Kennedy Space Center in Florida naar het ISS. “Raderdiertjes overleven in een luchtledige ruimte en bieden beter weerstand aan hoge stralingsdosissen en zelfs uitdroging. Dat is merkwaardig, omdat hun cellulaire opbouw op die van de mens lijkt”, aldus Sarah Baatout, radiobiologe bij SCK CEN. Met dit ruimte-experiment willen de onderzoekspartners de onderliggende oorzaken daarvan blootleggen. Baatout: “De inzichten kunnen een rol spelen in de ontwikkeling van manieren om de stralingsweerstand van astronauten bij toekomstige ruimtereizen te verhogen.”

De raderdiertjes bewogen gedurende twee weken in een baan rond de aarde, waar ze aan de effecten van de ruimte werden blootgesteld. Na een succesvolle vlucht onderzochten de wetenschappers de dieren op het vlak van voortplanting, genexpressie en genoomstructuur. Boris Hespeels, bioloog aan UNamur: “Genexpressie geeft cellen het signaal om eiwitten aan te maken. Dat is bijvoorbeeld nodig om schade aan het DNA te herstellen. Door die genexpressie in detail te bestuderen, kunnen we zien welke processen bij raderdiertjes optreden en dus welke mechanismen hen tegen de extreme ruimte-omgeving beschermen. Vervolgens controleren we in hun genoom of het beschadigde DNA correct hersteld is. Een slecht hersteld genoom kan leiden tot onvruchtbaarheid, afwijkingen in het nageslacht of zelfs de dood.”

Dit onderzoek kan een rol spelen in de ontwikkeling van manieren om de stralingsweerstand van astronauten te verhogen.

Sarah Baatout

 Nakomelingen onder de loep

UNamur en SCK CEN hielden ook enkele raderdiertjes op aarde, die ze op dezelfde manier behandelden. Karin Van Doninck, biologe aan UNamur: “Door de toestand van de raderdiertjes uit de ruimte te vergelijken met die van de diertjes op aarde, kunnen we de impact van de extreme ruimte-omstandigheden op de blootgestelde raderdiertjes bestuderen. Hoe stellen hun nakomelingen het bijvoorbeeld? Doordat ze zich klonen en zich dus zonder seks voortplanten, kopiëren ze ook de mogelijke fouten die tijdens het DNA-herstel zijn ontstaan.”

De raderdiertjes bleken onder invloed van kosmische straling hun DNA zonder problemen te kunnen herstellen. Vervolgonderzoek moet uitwijzen hoe ze dat voor elkaar krijgen. Die bevindingen openen de deur naar verdere ruimteverkenning, maar ook op aarde zal het onderzoek zijn nut bewijzen. Radiobioloog Bjorn Baselet van SCK CEN: “Onze bevindingen kunnen bijvoorbeeld leiden tot maatregelen om beroepsmatig blootgestelde personen of kankerpatiënten tijdens hun therapie beter te beschermen tegen de negatieve effecten van blootstelling aan straling.”

Mannen overbodig

Mannen overbodig

Raderdiertjes zijn microscopisch klein (200 micrometer tot 1 millimeter). Ze leven in meren en rivieren, op mossen, vochtige aarde, boomstammen, rotsen en bladresten. Sommige soorten, zoals de Bdelloidea-raderdiertjes, planten zich voort zonder seks. De vrouwtjes klonen zichzelf dus als het ware. Het raderdiertje dankt zijn naam aan de trilhaartjes die als een kroon rond zijn mond staan en die razendsnel rond kunnen draaien zoals een rad. Daardoor stroomt water de mond in, waaruit het raderdiertje zijn voedsel filtert. UNamur en SCK CEN stuurden Bdelloidea Adineta vaga de ruimte in. Er staat een nieuwe vlucht gepland in het najaar van 2020 en in 2023.

Ook op aarde zal het onderzoek zijn nut bewijzen. Denk bijvoorbeeld aan de bescherming van
kankerpatiënten tegen negatieve effecten van blootstelling aan straling tijdens hun therapie.

Bjorn Baselet